Hallo, ik zit in de onderbouw van het VWO, maar ik zou graag willen weten hoe je achter de hoeken ÐA, ÐB en ÐC komt.
ik begrijp wel dat je A, B, C van 180 graden af moet halen, maar verder kom ik dan niet; ik hoop dat hiervoor een uitleg mogelijk isRoy
2-3-2009
Je hoeft hoek A, B en C niet te kennen.
Je weet dat ÐA+ÐA'=180°.
Ook ÐB+ÐB'=180° en ÐC+ÐC'=180°.
Dus ÐA+ÐA'+ÐB+ÐB'+ÐC+ÐC'=3*180°=540°
Dus ÐA+ÐB+ÐC+ÐA'+ÐB'+ÐC'=540°
Nu heb je zelf al aangegeven dat ÐA'+ÐB'+ÐC'=360°
(Je bent precies 1 keer gedraaid.)
Dan blijft er voor ÐA, ÐB en ÐC samen dus 540°-360°=180° over.
Dus de som van de hoeken van een driehoek is 180°.
Als je nu perse in een tekening wilt weten hoe groot elk van de hoeken van een driehoek is, dan kun je ze natuurlijk opmeten met een geodriehoek.
hk
3-3-2009
#58528 - Vlakkemeetkunde - Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo