Hallo,
Gegeven zijn 2 vectoren
a ( 1,1,-2) en b ( 2,-1,0)
en ik moet de opp van het parallellogram bereken opgespanne door deze vectore en de oorsprong
dus met die formule cos F = a.b / lengte a . lengte b
vond ik : F = Boogcosinus 1 / Ö 30
das de hoek dus tussen die vectoren, kan ik dan zeggen om de hoogte te vinden van het parallellogram
sin F . schuine zijde ( ik denk dat b de schuine zijde is aangezien die lengte korter is) dus sin F maal de lengte van b en dan heb ik de hoogte en dan gewoon maal de lengte van a en das de oppervlakte, met schuine zijde bedoel ik dus de driehoek door b en de projectie van b op a als 1 rechthoekige zijde en de andere rechthoekzijde als de hoogte
dus de hoogte is sin boogcosinus ( 1/Ö30) = Ö(29/30 )
want sinboogcosinusx = Ö(1-x2)
maal lengte a (Ö6) = Ö(29/5)
Kan iemand dit verifieren want ik heb geen oplossing ervan.Dirk
28-7-2008
Wat dacht je hier van? Staat ongetwijfeld ook in je theorie...
Zie Meetkundige betekenis van het vectorieel produkt [http://en.wikipedia.org/wiki/Cross_product#Geometric_meaning]
cl
29-7-2008
#56153 - Ruimtemeetkunde - Student universiteit België