Oscar,
De bedoeling is om te controleren of aansluitingen (de cilinders) wel of niet in elkaar vallen in een put. De putten die wij gebruiken hebben een bolle bodem. Vandaar de bol. In de bodem van de put komen de aansluitingen (de cilinders).
De diameter van de put is 600 mm, dus de straal van de bol is 300 mm. De aansluitingen hebben in dit geval een diameter van 200 mm. De onderlinge hoekverdraaiing van de aansluitingen (cilinders) kan varieren. In dit geval is het zoŽn 40°.
Wanneer de aansluitingen 300 mm of hoger van de onderkant van de put wordt geplaatst (dus in de schacht van de put) kan ik berekenen of de aansluitingen in elkaar vallen of niet.
Maar wanneer de aansluitingen in de onderkant van de put (in de bol) zijn geplaatst wordt de hoekverdraaiing groter omdat de radius van de bol kleiner wordt. Maar het lukt mij niet om te berekenen op welk punt de aansluitingen elkaar raken (dus onder welke hoek dat is).
Groet,
Bjorn.Bjorn M
4-1-2008
Beste Bjorn,
Het wordt iets duidelijker maar nog niet helemaal. Bij de put kan ik me nu iets voorstellen. Zoals in de onderstaande tekening.
Maar wat bedoel je met "in elkaar vallen"? Ik snap ook niet waarom "de radius van de bol kleiner wordt". Waarom hangt die af van de plek van de aansluitingen.
Nog steeds geldt wat mij betreft dat je twee cilinders op een willekeurige manier (dus onder een willekeurige hoek) in een bol kunt steken. Blijkbaar zijn er nog meer gegevens waardoor dat niet kan. Lopen de cilinders door in de bol. Mogen ze elkaar snijden (binnen of buiten de bol)?
Groet. Oscar
os
4-1-2008
#53693 - Analytische meetkunde - Student hbo