Hallo,
ik heb een vraag bij een oefening uit mijn handboek.
De opgave is de volgende:
Bewijs de volgende uitbreiding van de Stelling van Rolle:
Zij nÎ. Indien f:[a,b] - continu is op [a,b], n keer (rechts) afleidbaar is in a en n+1 keer afleidbaar is in ]a,b[ en indien f(a) = f(b) en f(k)(a) = 0 voor alle k=1,2,...,n, dan is er een c Î[a,b] met f(n+1)(c) = 0.
[Voor n=0 is dit de stelling van Rolle. Pas voor het bewijs voor n 1 de stelling van Rolle n keer toe.]
Ik wil voor het bewijs (zoals vermeld staat) de stelling van Rolle n keer toepassen, maar ik weet niet goed wat daar mee bedoeld wordt.
Weet iemand wat dit juist betekent?Joeri
5-12-2007
Stap 1: er is een c1 tussen a en b met f'(c1)=0 (Rolle toepast op f en [a,b])
Stap 2: er is een c2 tussen a en c1 met f''(c2)=0 (Rolle toegepsat op f' en [a,c1])
Stap 3: er is een c3 tussen a en c2 met f'''(c3)=0 (Rolle toegepsat op f'' en [a,c2])
Nu zelf verder afmaken
kphart
5-12-2007
#53363 - Differentiëren - Student universiteit België