Maar welke vergelijking moet je dan oplossen om l=5 te krijgenjeffrey
4-10-2007
Jeffrey,
Ik schrijf de vectoren even verticaal, dat is duidelijker.
Je krijgt dan de vergelijking van de lijn door p1 en p2. p3 moet daaraan voldoen.
Je krijgt dan:
Dit leidt tot drie vergelijkingen die allemaal moeten kloppen wil p3 op die lijn liggen:
3-2l=-7
0+l=5
4-3l=-11
De makkelijkste is de middelste, daaruit zie je direct dan l=5.
De andere twee vergelijkingen kloppen ook met l=5.
Ik hoop dat het zo duidelijk is.
Groeten.
ldr
4-10-2007
#52370 - Lineaire algebra - Student hbo