Hallo allemaal, hier zijn we weer. Na een goed weekend weer vol goede moed aan wiskunde begonnen. nu stuit ik op het volgende probleem:
Door een geheel onder water gelegen rechthoekige opening in een sluisdeur, 3 m breed en 2 m hoog, stroomt water met een snelheid van 6 km/uur in de richting loodrecht op de sluis¬deur. De opening kan in twee minuten worden gesloten door twee vanaf de zijkanten horizontaal beweeg¬bare schuiven, die met gelijke eenparige snelheid naar elkaar toebewegen. Hoeveel water passeert de opening nog in de tijd dat de schuiven gesloten worden?
Ik heb er deze berekening aan vastgeknoopt:
Doorgestroom volume= v·a·delta t
v= snelheid
a= oppervlakte
t= is de tijd
voor de snelheid schrijven we 100 meter/min (6km/uur)
voor de oppervlakte schrijven we 2·(3-1,5·t) de deuren hebben immers in 2 min 3 meter overbrugd.
vervolgens kom ik dan tot deze conclusie:
Doorgestroomd volume= ò100·2·(3-1,5·t) dt
zou ik zeggen, werken we dit uit dan kom ik op:
100·2·(1,52-0,75t2) hier komt alleen niet het juiste antwoord uit. Waar gaat het mis?..
Ik heb hier veel moeite mee....
alvast bedankt! Ook voor jullie snelle reactie, great ga zo door!
gr
Edwinedwin denissen
31-5-2007
100·2·(1,5·22-0,75·22) maar verder lijkt het toch echt te kloppen. Groet. Oscar
os
1-6-2007
#51101 - Differentiëren - Student hbo