Hallo ik heb een vraagje.
a,b en c zijn strikt positieve getallen waarvoor geldt:
(a+b)/(a-b) = (b+c)/(b-c)
Oplossing:
(a+b)(b-c)=(b+c)(a-b)
ab-ac+b2-bc = ab+ac-b2-bc
2b2-2ac=0
2(b2-ac)=0
dit geldt alleen wanneer b2-ac=0
b2-ac is 0 als ac=b2
We onderzoeken dit.
Stel dat a, b en c opeenvolgende termen zijn van een MR
dan geldt:
a·a·q2=b2
a2·q2=b2 dus a·q=b
We stellen dus vast dat inderdaad geldt dat a,b en c opeenvolgende termen zijn van een MR.
Heb ik geen fouten gemaakt?
Alvast bedankt.
Kevin
20-3-2007
Beste Kevin,
Je afleiding in het begin ziet er prima uit. Op het einde zie ik nergens een c opduiken... Je weet: b2=ac. Als a,b,c termen zijn uit een meetkundige rij met rede q, dan geldt:
b = aq Þ b2 = a2q2 (1)
c = a2q (2)
Steek (2) in (1):
b2 = a2q2 = ca
mvg,
Tom
td
20-3-2007
#49802 - Rijen en reeksen - 2de graad ASO