De oefening is:
In driehoek PQR is lengte PQ = lengte PR, hoek Q = 60 graden en S is het midden van het lijnstuk QR.
De lengte van SR is 5 cm.
Hoeveel bedraagt de lengte van PQ??
Ik zou echt niet weten,hoe je dat moet doen.. Ik heb het al aan mijn zus gevraagd en die zij gebruik de sinusregel maar dat hebben wij nog niet gezien.. Hoe kan ik het nog oplossen zonder die sinusregel te gebruiken..???
Greetz,
NielsNiels
8-3-2007
Eerst maar 's een tekening!
Bij een gelijkbenige driehoek zijn de basishoeken gelijk, dus ÐR=60°. De drie hoeken samen moeten 180° zijn, dus ÐRPQ=60°. Het is dus een gelijkzijdige driehoek. PQ=10.
WvR
8-3-2007
#49578 - Vlakkemeetkunde - 1ste graad ASO-TSO-BSO