Hoe maak ik een parametervoorstelling van een vlak door de volgende punten: (1,2,3) (-1,1,0) en (0,0,2).
Hoe kan ik van deze parametervoorstelling vervolgens een vergelijking maken?
Hoeveel vergelijkingen zijn er te maken bij genoemde 3 punten?
Gr,
HenkHenk
24-2-2007
Beste Henk,
Gegeven de punten A, B en C; dan zijn de vectoren AB = B-A en AC = C-A richtingsvectoren. Neem een willekeurig punt van het vlak en tel er een veelvoud van beide richtingsvectoren bij. De coëfficiënten van die veelvouden zijn de parameters, je krijgt zo je parametervergelijking.
td
24-2-2007
#49376 - Ruimtemeetkunde - Leerling bovenbouw havo-vwo