Gegeven is de rij a0, a1, ..., an. Deze is recursief gedefinieerd door:
a0 = a1 = 2
an+2 = 2an+1 + an - 3 voor alle n 0.
Te bewijzen met volledige inductie naar n dat voor alle n 3 geldt dat:
an4
Voor n=2 geldt:
a2 = 2a1 + a0 - 3 = 3
Dus:
a3 = 2a2 + a1 - 3 = 6 + 2 - 3 = 5 4. Dit klopt.
Ik neem nu aan dat de te bewijzen stelling voor alle n3 klopt en ga aantonen dat deze ook voor n+14 geldig is.
Aan te tonen dat geldt: an+14
an+1 = 2an + an-1 - 3.
Uit de inductiestap volgt dat an[=4] dus 2an8.
Dit betekent dat wanneer an-1-1, dan is datgene wat aan te tonen is aangetoond. Hier treedt mijn probleem echter op. Ik vind het aannemelijk, maar mag het niet aannemen uiteraard. Hoe toon ik aan dat an-1-1?
Dank! :)Bart Kleijgeld
15-10-2006
Beste Bart,
Ik zou deze inductie wat simpeler houden.
We hebben a0=a1=2, a2=3, a3=5, a4=10.
Nemen we een m5 dan mogen we aannemen dat am-1 en am-2 aan de inductiehypothese voldoen.
De rest zal geen probleem zijn.
Groeten,
FvL.
FvL
15-10-2006
#47100 - Bewijzen - Student universiteit