Dag Willem,
Het vraagstuk van de bijencellen vinden we in een boekje van A.DELARUELLE Limieten en Afgeleiden ,Inleiding tot de differentiaal- en integraalrekening (Negende druk uitgave 1960?) op pagina 78,78 en 80 waarbij sin$\alpha$= 1/√(3) en 35°$<\alpha<$36°
En jullie komen op een elegante 60° uit.
Wat zou er nu juist moeten zijn?
Vriendelijke groeten,
RikLemmens hendrik
5-10-2006
Volgens mij ging de vraag om een dakgoot en ik denk dat het antwoord voor wat betreft de dakgoot wel klopt. Zo niet dan wijs de fout in de berekening maar 's aan...
Of de bijen vergeleken met 1960 tegenwoordig anders te werk gaan durf ik te betwijfelen. In het algemeen kom je op allerlei plekken de veronderstelling tegen dat een honingraat opgebouwd is uit regelmatige zeshoeken. Je haalt hier kennelijk een bron aan die tot een andere conclusie komt. Het zou aardig zijn te weten hoe dat precies zit...
Zijn de zeshoeken in een hongraat 'echt' regelmatige zeshoeken?
WvR
8-10-2006
#46940 - Analytische meetkunde - Ouder