Hallo,
Ik loop vast bijhet volgende bewijs.
Te bewijzen dat voor alle nÎN, n5 geldt: (n+1)22n.
Ik heb tot nu toe het volgende:
1. Voor n=6 geldt: (6+1)2= 4926 = 64. Dit klopt.
2. Inductieveronderstelling: neem nu kÎN, k5 willekeurig en neem aan dat geldt (k+1)22k2
3. Te bewijzen: (k+2)2 2k+1
4. Bewijs:(k+2)2=k2+4k+4.
Maar hoe ga ik nu verder?
Ik zit met het "" teken.
Alvast bedankt.
MarciaMarcia de Moel-Mik
19-2-2006
Je moet er proberen voor zorgen dat er iets van de vorm (k+1)2 komt te staan.
Splits dus (k+2)2 op in (k+1 + 1)2
=(k+1)2+2(k+1)+ 1
... misschien kan je met wat geprobeer weer verder?
km
19-2-2006
#43758 - Bewijzen - Student hbo