Ik heb de opdracht gekregen om de stelling van Wolf uit te zoeken.
De gegevens zijn: rechthoekige driehoek ABC met een ingeschreven cirkel die de driehoek raakt op P, Q en R.
Te bewijzen: opp. ABC= AP·PB
Ik kom hier echter niet uit...opp ABC= ½·AC·CB
opp ABC=½·AC·(CQ+QB)
QB=PB (bissectrice)
opp ABC= ½·AC·(CQ+PB)
opp ABC= ½·(AR+RC)·(CQ+PB)
AB=AP (bissectrice)
opp ABC= ½·(AP+RC)·(CQ+PB)
CR=CQ
opp ABC= ½·(AP+CQ)·(CQ+PB)Jerney
24-8-2002
Je bent een aardig eind op weg. Bedenk dat je ook nog de stelling van Pythagoras kunt gebruiken:
AB2 = AC2 + CB2
ofwel
(AP + PB)2 = (AR + RC)2 + (CQ + QB)2
Werk de haakjes weg en gebruik de bisectrice-eigenschap om factoren tegen elkaar te laten wegvallen en probeer de overige stukjes in het plaatje hieronder in te passen.
Applet werkt niet meer.
Download het bestand.
wh
26-8-2002
#4111 - Bewijzen - Leerling bovenbouw havo-vwo