Een klein metaalbedrijfje heeft 3 machines voor het modelleren en 4 machines voor het bedraden van bouten. Er worden 2 types van bouten geproduceerd: Om een lot (1000 stuks) van type A te produceren moet men 3 minuten modelleren en 5 minuten bedraden, voor type B is dit 10 minuten voor beide. Hoeveel loten van elk type moet men per uur produceren om de machines voltijds te benutten?
Ik moet de oplossing niet zoeken, maar wel het stelsel vinden. Dit lukt me echter totaal niet?stijn
30-4-2005
Zij x het aantal loten van type A, y het aantal loten van type B dat per uur geproduceerd wordt.
Gegeven deze hoeveelheden, hoeveel tijd wordt er in totaal per uur besteed aan aan het modelleren? De loten van type A kosten totaal 3x minuten, de loten van type B kosten 10y minuten. Totaal ben je dus 3x+10y minuten bezig (per uur). De modelleermachines hebben in totaal 3x60=180 minuten beschikbaar, dus om ze voltijds te benutten moet gelden: 3x+10y=180.
Als je nu voor het bedraden iets vergelijkbaars doet, krijg je nog een vergelijking, en samen vormen deze 2 vergelijkingen dan het gezochte stelsel.
AE
1-5-2005
#37479 - Vergelijkingen - 3de graad ASO