Ok, dit is een duidelijke uitleg...zo ben ik al een stuk verder geholpen, daarvoor alvast bedankt.
Maar nou moet ik dus een formule maken, wanneer ik alleen de maten van de beker weet-- En dit lukt mij dus niet echt...Wie helpt mij op weg?Tessa van der Bie
27-4-2005
Je ziet op het zicht dat de straal van de grote cirkel min die van de kleine = 9.5
Dus je hebt al 1 voorwaarde voor beide stralen. Nu nog een tweede (zo heb je twee voorwaarde en twee onbekenden = 1 antwoord voor beide onbekenden)
Je weet waarschijnlijk wel dat de omtrekken van twee cirkels zich verhouden zoals hun stralen (de formule voor omtrek is immers 2pr )
Dus ook elk gelijk deel van de omtrekken verhouden zich zoals de stralen.
=
rgroot/rklein=22/15
Je hebt nu twee vergelijkingen met twee onbekenden... nog even rekenen...
Koen
km
27-4-2005
#37375 - Ruimtemeetkunde - Leerling bovenbouw havo-vwo