Het stijgingspercentage van een helling kan volgens mij op twee manieren berekend worden, namelijk door te kijken naar de verticale verplaatsing ten opzichte van de horizontale verplaatsing en de verticale verplaatsing ten opzichte van de schuine verplaatsing, dus langs de helling. Ik heb hierover ook iets bij een andere vraag gelezen, namelijk dat de eerste de wiskundige interpretatie is en de tweede de natuurkundige interpretatie is. Maar welke is dan in het dagelijks leven het meest gangbaar? En welke interpretatie is dan de juiste om het stijgingspercentage te bepalen van bijvoorbeeld een helling die je opfietst, en welke is er toegepast bij de verkeersborden met stijgingspercentages die je soms langs de weg ziet staan?Jeroen
7-2-2005
Ik denk dat de meest gangbare opvatting van hellingshoek die met de tangens is. Dit heeft, denk ik, te maken met kaarten. De horizontale afstanden zijn dan makkelijk te bepalen... makkelijker dan de 'schuine afstanden'. In de praktijk van alledag zijn de verschillen tussen deze twee benaderingen nogal triviaal. Een helling van 20% met de wiskundige benadering levert voor de natuurkundige benadering een helling van 19,6%. Op een verkeersbord zou 't dan zelfs niet uitmaken...
WvR
14-2-2005
#33735 - Goniometrie - Student hbo