Hallo,
Bij kansbegrip heb je 3 methoden:
1. de statistische methode
2. de klassieke methode
3. de actiomatische methode
Is het mogelijk om het verschil tussen 1 en 2 (3 moeten we niet kennen) uit te leggen adhv een voorbeeld?
Alvast bedanktkoen
3-12-2004
Ik moet een beetje gokken naar de juiste betekenis die er achter die begrippen schuil gaat, maar het is misschien het volgende.
Bij de statistische methode voer je het experiment,een liefst groot aantal keren, daadwerkelijk uit en je registreert hoe vaak een bepaalde uitkomst zich daarbij voordoet. Op basis van dit aantal en het totaal aantal experimenten kun je dan tot een kansgetal komen.
De klassieke methode lijkt mij te zijn: probeer te berekenen of in te zien op fysische gronden welke kans een bepaalde uitkomst zou moeten hebben, waarbij je van allerlei praktische details afziet. Een dobbelsteen is dus domweg zuiver en de kans op een 3 is daarmee 1/6. Kaartspellen worden in gedachten dus perfekt geschud en de kans op een bepaalde kaart is altijd 1/52. Dat die perfectie in de praktijk lang niet het geval is, negeer je gewoon.
MBL
5-12-2004
#30805 - Statistiek - Overige TSO-BSO