In mijn wiskundeboek staat het volgende voorbeeld:
Martijn laat een schijf 8 maal draaien. op de schijf staan 6 cijfers, 3 maal een 3, 2 maal een 1, 1 maal en 2.
Bereken de kans dat hij, vijf keer 3 en drie keer 1 krijgt.
Antwoord:
P(5 keer een 3 en 3 keer een 1)= (8 boven 5)·(3/6)5·(2/6)3 = 0,065
Wat ik nou niet snap is hoe je aan die 8 boven 5 komt?
Alvast bedanktpuck
10-10-2004
Ik neem aan dat je bedoelt waarom die (8 boven 5) erbij staat.
Welnu: die (3/6)5·(2/6)3 geeft je de kans op precies één van de volgordes die je kan maken, zeg maar 33333111. Maar je kunt met 5 drieën en 2 enen meer volgordes maken! Hoeveel? 8 boven 5...
En dat is een soort aanpak die je wel meer ziet. Bereken eerste de kans op een bepaalde volgorde, bereken hoeveel volgordes je kan maken en...
Zie Kansberekenen met terugleggen.
WvR
10-10-2004
#28351 - Kansrekenen - Leerling bovenbouw havo-vwo