Ik neem aan dat met hoek ab bedoeld wordt: de hoek tussen de zijden a en b.
De oppervlakte van de rechthoekige driehoek (met zijden a, b en e) is gelijk aan de helft van basis maal hoogte, dus 1/2·a·b
Met de stelling van Pythagoras kun je de lengte van de diagonaal e uitrekenen.
De oppervlakte van de driehoek met zijden c, d en e kun je uitrekenen met de zogeheten s-formule:
Je berekent eerst s, de halve omtrek van de driehoek, dus
s = 1/2·(c + d + e)
Vervolgens bereken je s·(s-c)·(s-d)·(s-e)
En tenslotte neem je hiervan de wortel. Dit is de oppervlakte van de rechterdriehoek.
groet,
Anneke
24-8-2004