Een bioloog heeft voor een experiment met muizen een voedselmengsel nodig dat, buiten andere stoffen, bestaat uit 23 g proteïne, 6,2 g vet en 16 g vocht.
Hij beschikt over mengsels met de volgende smenstelling:proteïne(%) vet(%) vocht(%)Welke van de volgende hoeveelheden van mengsel 1 moet de bioloog gebruiken om, in combinatie met gepaste hoeveelheden van de mengsels 2 en 3, het gevraagde voedselmengsel te bekomen?
mengsel 1 20 2 15
mengsel 2 10 6 10
mengsel 3 15 5 5
Het antwoord is 60 g (je kan kiezen uit: 30, 40, 50 en 60 gram), maar hoe moet je hier aan komen?
Hoop dat jullie kunnen helpen,
Groetjes Jenjen
20-7-2004
Ik zal een 3x3 matrix A moeten opstellen en een 3x1 matrix B met daarin de hoeveelheden van de verschillende mengsels, zodat A·B=C de samenstelling van het mengsel is.
x =
De eerste matrix staat hierboven, ik moet alleen matrix spiegelen:
x =
Een bekende situatie! Wat moet er nu in B komen te staan wil het kloppen. Anders geformuleerd: wat is a, b en c?
x =
Dat vraagt om de inverse matrix van A, zodat A-1·C=B
Ik neem dat je dat kan... dit kan eventueel ook met de GR. Je krijgt dan:
x =
WvR
20-7-2004
#26248 - Lineaire algebra - Leerling bovenbouw havo-vwo