Hier in mijn wiskundeboek staat een oefening dat ik niet echt begrijp.
Deze is als volgt:
-opgave: De rechte a is de grafiek van een functie f. Noteer telkens het voorschrift van de functie.
a: 1/2x - y/3 = 1/5
En het antwoord is naar het schijnt: 3/2x - 3/5
Hoe is men gekomen aan deze uitkomst?
En gaat dit voor andere oefeningen van dezelfde aard?
Danku voor het luisterenBoris Stevens
10-6-2004
Hallo Boris,
1/2x-1/3y = 1/5
We gaan nu 'y' vrijmaken
-1/3y=-1/2x+1/5
vermenigvuldig nu alle termen met -3
y = 3/2x - 3/5
wl
10-6-2004
#25237 - Analytische meetkunde - Overige TSO-BSO