Iemand wil een kast bouwen. Deze moet gemaakt worden met zo min mogelijk hout. In formule-vorm is dit: 3(h.b)+ h.2L+ 8(L.b) waarbij L de lengte is, b de breedte en h de hoogte. Omdat er zo weinig mogelijk hout verbruikt mag worden moeten de uitkomsten zo laag mogelijk zijn. De kast is 20m3. De vorige formule moet voldoen aan b.h.2L=20.
Hoe los ik dit op en wat zijn de maten voor b, L en h?
Hillebrand
18-5-2004
Kloppen uw formules?
Ik zou zeggen: de inhoud is b.h.L=20 (ipv b.h.2L=20);
en de benodigde hoeveelheid plank is (in m2)
2.h.L (voor- en achterkant), plus
3.h.b (zijkanten en verticaal tussenschot), plus
8.L.b (onder- en bovenkant en zes horizontale schappen).
Dus ik ga uit van: minimaliseer f=2hL+3hb+8Lb onder de nevenvoorwaarde g=bhL-20=0.
Men kan dit oplossen met de multiplicatorenmethode van Lagrange, als volgt:
De gradiënt van f is (fL,fh,fb=(2h+8b,2L+3b,3h+8L).
De gradiënt van g is (gL,gh,gb=(bh,bL,hL).
Omdat de gradiënten evenredig moeten zijn moet gelden
fLgh=gLfh en fhgb=ghfb;
verder moet gelden g=0, dus bhL=20.
Na berekening volgt 8L=3b, 2h=8b, bhL=20.
Dus b3=40/3 en (L,h,b)=(33Ö(40/3)/8,43Ö(40/3),3Ö(40/3)).
(Men begrijpt uit de context dat er een minimum is en dat het minimum in dit punt wordt aangenomen.)
hr
19-5-2004
#24176 - Differentiëren - Student hbo