In zit nu in een hoofdstuk dat over ruimtelijke figuren gaat. De begrippen rib, hoekpunt en vlak worden uitgelegd maar daar begrijp ik niks van.
Kunnen jullie mij verder helpen?
HeinHein Schumacher
8-11-2003
Ruimtelijke figuren zijn opgebouwd uit platte, twee dimensionale figuren; veelhoeken (bijvoorbeeld een driehoek of een vierkant). Denk aan een kubus. De kubus is opgebouwd uit 6 vierkanten. Elk van die vierkanten heet een vlak. De kubus heeft dus een ondervlak of grondvlak (het vlak dat als het ware plat op de grond ligt), vier zijvlakken (de vlakken die rechtop staan, loodrecht op het grondvlak) en een bovenvlak (evenwijdig aan het grondvlak). De lijnstukken waar de vlakken elkaar raken heten ribben. En de punten waar de ribben samen komen heten hoekpunten.
Voor onderstaande kubus geldt:
De zes vlakken zijn; grondvlak ABCD, zijvlakken ADHE, ABFE, BCGF en DCGH, en bovenvlak EFGH.
De twaalf ribben zijn; AB, BC, CD, AD, AE, BF, CG, DH, EF, FG, GH en HE.
De acht hoekpunten zijn; A, B, C, D, E, F, G en H.
Probeer nu zelf voor andere figuren uit je wiskunde boek de ribben, vlakken en hoekpunten te benoemen en vraag eventueel aan je leraar of je het goed gedaan hebt.
Sander
9-11-2003
#15938 - Ruimtemeetkunde - Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo