Hallo,
Ik heb een heeeeeeeeeeeeleboel vragen:
Bewijs of weerleg met een tegenvoorbeeld de volgende beweringen:
1) Zij A$\in$Mn($\mathbf{R}$) een symmetrische matrix
(d.w.z. At=A). Als A inverteerbaar is,
is A-1 ook symmetrisch.
2) Zij A en B$\in$Mn($\mathbf{R}$) symmetrische matrices. Dan is AB een symmetrische matrix.
3) Zij $\lambda$ een eigenwaarde van A$\in$Mn($\mathbf{R}$) en $\mu$ een eigenwaarde van B$\in$Mn($\mathbf{R}$).
Dan is $\lambda$+$\mu$ een eigenwaarde van A+B.
4) Zij x, y$\in$$\mathbf{R}$n en A$\in$Mn($\mathbf{R}$)
Dan xtAy = ytAtx.
5) Zij A$\in$M2($\mathbf{R}$) met A2 = I. Dan is A een van de volgende matrices
I2,
-I2,
1 0
0 -1,
-1 0
0 1 of
0 1
1 0
Geen idee hoe dit allemaal moet!
Ilse
2-11-2003
1. Stel A·A-1=I dan (A·A-1)t=I dus (A-1)t·At=I
dus (A-1)t·A=I (want A symmetrisch)
dus (A-1)t = A-1
2. (A·B)t=Bt·At=B·A en dus niet A·B. Hier moet je dus een tegenvoorbeeld kunnen vinden
3. Neem bijvoorbeeld eens
A=
| -2 0 | | 0 -1 |
B=
| 3 2 | | 3 3 |
en kijk maar eens of het in dit geval klopt.
De rest zelf even proberen.
Met vriendelijke groet
JaDeX
jadex
2-11-2003
#15729 - Lineaire algebra - Student hbo