Een cilinder bestaat uit een cirkel of ellips als grondvlak en bovenvlak. Alle doorsneden van de cilinder, evenwijdig aan het grondvlak, zijn identiek.
Voorbeeld
Een cilinder heeft een diameter van 8 cm en een hoogte van 10 cm.
Uitwerking
De straal van de grondcirkel is 4 cm en de hoogte is 10 cm. De inhoud is dan gelijk aan: