Bij het 'eruit' halen van de bal zijn er 4 mogelijkheden. Je hebt er een witte bijgedaan, je pakt er een witte uit (dat kan op twee manieren: w1 of w2) of je hebt er een rode bijgedaan en je pakt er een witte (w2) of een rode (r) uit.
De kans op elk van deze 4 gebeurtenissen is even groot. Je weet al dat je er een witte uitpakt. Bij 2 van de 3 mogelijkheden is de andere bal ook wit.
De kans is 2/3.
Of:
Kijk naar de gebeurtenissen A en B:
Er geldt: $
P\left( {A|B} \right) = \frac{{P(A\,\,en\,\,B)}}
{{P(B)}}
$
P(B)=3/4
P(A en B)=1/2
$
P\left( {A|B} \right) = \Large \frac{{\,\,\frac{1}
{2}\,\,}}
{{\frac{3}
{4}}} = \frac{2}
{3}
$
De drie gebeurtenissen MJ, JM en JJ zijn even waarschijnlijk. De kans dat het tweede kind een meisje is is 2/3.
Hiernaast zie je in het boomdiagram dat er drie mogelijkheden met uitkomst 'bovenkant is rood' zijn.
P(1,Rood)=1/6
P(1,Rood)=1/6
P(3,Rood)=1/6
Bij 2 van deze 3 mogelijkheden is de achterkant ook rood, bij 1 niet.
De kans dat de achterkant rood is dus 2/3.
Bij 2 van de 3 mogelijkheden zit er nog een zwarte bal in de doos de kans is dus 2/3
Of:
$
\eqalign{
& Er\,\,geldt:\,\,P\left( {A|B} \right) = \frac{{P(A\,\,en\,\,B)}}
{{P(B)}} \cr
& P(pak\,\,zwart\,\,|\,\,zwart\,\,blijft\,\,over) = \frac{{P(pak\,\,zwart\,\,EN\,\,zwart\,\,blijft\,\,over)}}
{{P(zwart\,\,blijft\,\,over)}} = \frac{{\,\,\frac{1}
{3}\,\,}}
{{\frac{1}
{2}}} = \frac{2}
{3} \cr}
$